woensdag 28 januari 2015

Expo "Right before I die" in Sint-Janshospitaal


Right, Before I Die

Right, before I die’ is een project van de Amerikaanse kunstenaar Andrew George in samenwerking met het Providence Holy Cross Medical Center in California. In 2012 contacteerde George het hoofd van de palliatieve dienst met een ongewoon verzoek: hij wou de kracht en moed van de zieken die op de afdeling palliatieve zorg verbleven vastleggen in woord en beeld. Twee jaar lang sprak hij met de zieken over hun leven, angsten en vreugdes en verzamelde ontroerende brieven en getuigenissen. Tevens portretteerde de fotograaf deze stervende mannen en vrouwen. Op de Diksmuidezolder van het middeleeuwse Sint-Janshospitaal zie je nu het resultaat van dit aangrijpende project, waardoor je meteen ook naar de kern van de oorspronkelijke functie van het gebouw terugkeert: het bijstaan en troosten van zieken. 
Josefina


Maar dit project is meer dan dat. Andrew George: "het project doet iets met de mensen, zoals we meteen merkten aan de wereldwijde reacties van het publiek zodra de beelden online kwamen. De meeste gezichten die je aankijken zijn er niet meer. De beklijvende foto’s, brieven en interviews zijn het enige tastbare dat nog rest. Deze openhartige getuigenissen moedigen de bezoeker aan om – voor het te laat is – na te denken over hun eigen leven en het lot dat niemand van ons ontlopen kan. Eerder dan verslagenheid biedt ‘Right, before I die’ de bezoekers hoop en de kans om de bestemming en betekenis van onze eigen levensreis in vraag te stellen." Filosoof Alain de Botton voegt eraan toe: "‘Right, before I die’ staat aan de zijlijn van het leven, en geeft ons het doorzettingsvermogen om onze waarden te onderzoeken en dankbaar te zijn voor wat we nu verwaarlozen."
Abel

René


Nelly

Sarah

Michael








dinsdag 27 januari 2015

Retabel van de Geboorte uitgeleend van het OCMW Brussel




Wie weet dat Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) ook kunstcollectie in hun bezit hebben? En wie kent die collecties? Van 6 december tot 7 juni 2015 leent OCMW Brussel een schilderij uit aan het Sint-Janshospitaal in Brugge (Musea Brugge), dat zelf gegroeid is uit een historische OCMW-collectie.
De OCMW-kunstcollecties zijn doorgaans veel ouder dan de welbekende museumcollecties. Ze zijn historisch gegroeid in caritatieve zorginstellingen in Vlaanderen en Brussel, hebben een grote maatschappelijke relevantie en zijn kunsthistorisch zeer waardevol. De kunstwerken werden niet verzameld voor hun artistieke waarde maar omdat ze deel uitmaakten van de dagelijkse werking in een zorginstelling. Met de professionalisering van de zorg en de overgang van christelijk geïnspireerde liefdadige instellingen naar een door de overheid gefinancierde, wettelijk geregelde organisatie van sociale bijstand voor hulpbehoevenden (sinds 1976 OCMW), diende er voor dit kunstpatrimonium een andere bestemming te worden gezocht.
Collecties raakten verspreid, werden in depots opgeslagen en daarna vergeten, of zelfs verkocht. In het beste geval kregen ze in situ een museale bestemming. Zie in dat opzicht de collecties van het Sint-Janshospitaal en Onze-Lieve-Vrouw-ter-Potterie in Brugge. De collecties worden er getoond in hun oorspronkelijke context: een hospitaal voor hulpbehoevenden. Het Hospitaalmuseum - de overkoepelende benaming voor beide locaties - is het enige museum dat OCMW-collecties beheert en op landelijk niveau is erkend.


In 2009 richtte het museum een werkgroep op die zich tot doel stelt het OCMW-erfgoed beter bekend te maken bij het publiek en het tegelijk te beschermen. 

 Het Sint-Janshospitaal nodigt bovendien jaarlijks een beheerder van OCMW-erfgoed uit om zijn collectie met een kunstwerk naar keuze te presenteren. 

Dit jaar is dat het Museum van het OCMW van Brussel met een Brussels Retabel van de Geboorte uit 1470-1530.






Het altaarretabel is niet indrukwekkend door zijn afmetingen of extravagante vergulding, maar bekoort door zijn eenvoud en naïviteit. Het was waarschijnlijk al in 1829 aanwezig in de kapel van het Sint-Janshospitaal in Brussel. Hoe het kunstwerk daar is gekomen weten we niet en welk parcours het aflegde is ons evenmin bekend. 
Het werk verkeert in een uitstekende staat. Het retabel bestaat uit een gebeeldhouwde kist en vier beschilderde luiken. Het stelt taferelen voor uit het leven van Maria en de kindertijd van Jezus. Die traditionele thema's ontvouwen zich over het volledige kunstwerk.
Het gebeeldhouwde middenstuk, in typisch Brusselse stijl en in de vorm van een omgekeerde T, is verdeeld in drie taferelen: de Annunciatie, de Geboorte met bovenaan een stoet der Wijzen, en de Besnijdenis. 
Ze worden van elkaar gescheiden door architecturale elementen in flamboyante gotiek. 


Vier luiken omringen het middendeel. 


Bovenaan staan Maria en de Heilige Anna. 

Links wordt Jezus tussen de Schriftgeleerden afgebeeld, 








Rechts de Opdracht van Maria in de tempel. De schenker van het kunstwerk zit geknield bij de trap. De grisailles op de buitenluiken bovenaan stellen de Synagoge en de Triomferende kerk voor, en onderaan Maria en Johannes de Doper op de Calvarieberg.


De gelovigen zagen doorgaans enkel de grisailles want het retabel werd enkel op belangrijke liturgische feestdagen geopend. Het zien van de gepolychromeerde binnenkant droeg sterk bij tot de fascinatie. Het retabel overleefde de beeldenstorm van 1566. Met zijn originele luiken en gebeeldhouwde groepen is het een mooi voorbeeld van liturgisch en tegelijk artistiek meubilair.
Tekst: Mieke Parez (adjunct-conservator Sint-Janshospitaal Brugge) en Aurélie Noirhomme (adjunct-conservator Museum van het OCMW Brussel)



















donderdag 15 januari 2015

He Bowet Getijden boek


Het Bowetgetijdenboek: een tijdelijk topstuk voor Brugge


Na de lezing door Prof. Dr. Lieve Watteeuw (KU-Leuven) met onderwerp "Het Bowet Getijdenboek en pre-Eyckiaanse handschriften in Brugge" in de Vriendenzaal van Musea Brugge, bezoeken we deze kleine tentoonstelling.


Dankzij het Erfgoedfonds kon het Groeningemuseum zijn collectie verrijken met een getuige van de Brugse miniatuurkunst. Dit pre-Eyckiaans manuscript, dat oorspronkelijk bestemd was voor de Engelse markt, kon daardoor grondig bestudeerd worden. Het resultaat is te zien op de expo ‘Het Bowet-getijdenboek. Een topstuk voor Brugge’.

Nadat dit getijdenboek eeuwenlang in het buitenland vertoefde, wijdt het Groeningemuseum nu een kleine, maar boeiende expo aan dit artistieke pareltje.
Meer dan 600 jaar bevond het Bowet-getijdenboek zich in het buitenland. Tot het Erfgoedfonds van de Koning Boudewijnstichting het in het najaar van 2013 op een veiling bij Christie’s in Londen op de kop kon tikken. Intussen gaf de Stichting het manuscript in bruikleen aan het historisch fonds van de Brugse Openbare Bibliotheek, en heeft het Groeningemuseum het manuscript verder bestudeerd. Het resultaat van die bevindingen is te zien op de expo ‘Het Bowet-getijdenboek. Een topstuk voor Brugge’.
Het Bowet-getijdenboek dateert uit de periode 1410-1420, en behoort daarmee tot de groep van pre-Eyckiaanse manuscripten. Brugge was op dat moment het culturele centrum van de Zuidelijke Nederlanden en vooral hier kwam de innovatiegolf binnen de miniatuurkunst tot uiting.
Slechts weinig handschriften uit deze periode werden bewaard in Belgische collecties en het Bowet Getijdenboek vormt dus een grote artistieke meerwaarde. Om die reden heeft het Erfgoedfonds het werk aangekocht, ook al was het oorspronkelijk bestemd voor de export.
Op de expo kan het publiek uitgebreid kennismaken met de ontstaanscontext van het getijdenboek, en wordt er uitvoerig stilgestaan bij elk van de zestien volbladminiaturen. 

Naast het Bowet-getijdenboek zijn er ook enkele andere verluchte manuscripten uit dezelfde periode te zien.

woensdag 7 januari 2015

S.M.A.K. Berlinde De Bruyckere en andere



Sculptures & Drawings 2000-2014


Met ‘Sculptures & Drawings. 2000-2014’ brengt S.M.A.K. de eerste mid-career presentatie van het oeuvre van Berlinde De Bruyckere (°1964, Gent). Na haar projecten in het Antwerpse Middelheimmuseum (1996), MuHKA (2001) en het Gentse Caermersklooster (2002) werd geen enkele solotentoonstelling meer opgezet in eigen land. De kunstenaar stelde in de voorbije periode tentoon in de belangrijkste internationale musea en instituten. Veel van haar recente realisaties kwamen zo in buitenlandse collecties terecht. Deze tentoonstelling toont een honderdtal werken die tot nu toe niet of nauwelijks in België waren te zien. Ze biedt geen chronologisch overzicht, maar is opgevat als een wandeling langs een uitgelezen selectie tekeningen, sculpturen en installaties die de evolutie en nuances van het oeuvre aan het licht brengt. Textielsculpturen en installaties met paardenlijven waarmee de kunstenaar wereldwijde faam verwierf, zijn opgesteld naast en tussen beelden in was die geleidelijk evolueren van menselijke lichamen naar wezens tussen plant en dier. Vormelijke en inhoudelijke associaties en kruisbestuivingen verweven de werken met elkaar. Voor De Bruyckere is deze verstrengeling essentieel. Haar schetsen, tekeningen, aquarellen, sculpturen en installaties verhouden zich onderling als organen binnen een levend lichaam, als een ‘body of works’.



Spil van deze solo is 
‘Kreupelhout – Cripplewood’ (2012-‘13), de monumentale installatie die tot nu toe enkel te zien was op de Biënnale van Venetië in 2013. 

“De boom van het Kreupelbos kan zich niet oprichten, groeit krom, in elkaar gedo- ken; uit zijn stam worden krukken gesneden voor wie anders alleen kan kruipen; een boom met takken vol knopen, knoestig en warrig.”

– J.M. Coetzee


‘Kreupelhout – Cripplewood’ toont de gedaanteverandering van een indrukwekkende boom tot een kwetsbaar lichaam tussen plant, mens en dier. Het wezen staat niet rechtop maar ligt geveld neer. Het hout is vervangen door ingekleurde was die doet denken aan doorbloede aderen, de ivoorkleur van botten en ziekelijk grijs-rozig vlees.










 
Rond de ontschorste takken lijkt een nieuwe ‘schors’ van huid te groeien. 

Een met takken doorboorde stronk roept het beeld van Sint-Sebastiaan op.


Zijn met pijlen doorzeefde romp versmelt De Bruyckere met de boom waartegen de heilige werd geëxecuteerd. 


Verder bindt en verbindt de kunstenaar de stronk met touw, riemen, haken en doeken tot een samenhangende organische massa. De tere en uitgeteerde takken, vlees, wonden en littekens benadrukken kwetsbaarheid. Maar hoewel de mo- numentale massa er onbeweeglijk bijligt, voelt ze (net) niet dood aan. Ze lijkt onherroepelijk beschadigd maar niettemin te overleven. 






De Bruyckere legt het doortakte en zich vertakkende wezen neer op een zacht bed van kussens en omzwachtelt het, alsof ze het wil troosten en verzorgen, wil ondersteunen in zijn overlevingsstrijd.
Verschillende rode draden uit De Bruyckeres oeuvre komen in ‘Kreupel- hout – Cripplewood’ samen tot een gebald maar pulserend web van kernmotieven, waaruit draden naar zowel vroegere als nieuwe werken lopen of zich ooit zullen ontspinnen. 






Lijdende, kwetsbare lichamen
Het lichaam is de beeldbron van De Bruyckeres oeuvre. Hoe het lichaam zichtbaar lijden kan, vormt het centrale thema. Vandaag zijn we voor lijden bijna immuun door de overvloed van gruwelijke beelden die de massamedia continu op ons afsturen. 

De Bruyckere maakt lijden als diepmenselijk, universeel en tijdloos fenomeen opnieuw voelbaar. Ze doet er ons naar kijken, bij stilstaan. Daarbij tast ze af hoever ze kan gaan in het visualiseren van fysieke en emotionele pijn, met een scherp oog voor het sublieme moment waarop pijn en genot samenvallen. 


 De lichamen die De Bruyckere creëert lijken verstoten en gebroken. Ze hebben geen organen en meestal geen handen, hoofd, ogen of geslacht maar in plaats ervan vaak een gapende leegte. De lichamen zijn anoniem, onstabiel en disfunctioneel. Ze degenereren, verkeren in staat van ontbinding. Hoewel ze vaak een in zichzelf gekeerde houding hebben, is hun aanwezigheid zeer krachtig. Krommen ze zich om zich aan dwang van buiten uit te ontworstelen? Plooien ze zich op zichzelf terug uit angst of schaamte? Bundelen ze hun laatste restje energie? Of wenden ze zich van de wrede, bedreigende wereld af om helemaal in hun binnenste te verdwijnen?




Binnenin deze van onze tijd en ruimte afgezonderde, haast bevroren plekken,
laat ze ons lichamen en organismen zien die te extreem zijn verminkt, te concreet en te gedetailleerd om reëel te kunnen zijn. 

De Bruyckere confronteert ons soms heel direct met haar figuren, maar schermt ze ook vaak af onder een stolp of in een kast. 













Ook ‘Hanne’ (2003) schermt zich af en verbergt zich voor de wereld achter een gordijn van haren. 

Toch wordt ze duidelijk geëtaleerd: ze staat in al haar broze naaktheid als een wandsculptuur op een schap tentoongesteld. 





 


 
Leed, leven, liefde en dood
Verwonding en broosheid zijn niet individueel noch specifiek menselijk, maar nauw verbonden met het leven als zodanig. In de bovendelen van verweerde houten kasten zijn boomstronken geëtaleerd. 

Verwonde, verzaagde ‘rompen’ van bomen in kasten die ooit ook bomen waren. Onderin deze ‘bomenkasten’, getiteld ‘019’ en ‘028’ (2007), liggen stapels bleke doeken. Ze doen denken aan ziekenhuislinnen en benadrukken de lichamelijkheid en kwetsbaarheid van de boomstronken. 




Metamorfose
Sinds 2011 maakt De Bruyckere gebruik van metamorfose om de dualiteit van het leven in beeld te brengen. Menselijke lichamen ondergaan een oncontroleerbaar omvormingsproces naar wezens tussen plant en dier met takachtige ledematen of bloederige geweien.
“Uit Actaeons met water besprenkeld hoofd ontsproot een levensgroot gewei. Hij kreeg ook de nek van een hert, puntige oren en zijn armen en benen veranderden in poten.”
– uit de Metamorfosen van Ovidius

De sculpturen en tekeningen met als titels ‘Actaeon’ (2011-‘12) en ‘Romeu my deer’ (2010-‘11) verbeelden de mythe van Actaeon, de jager die door Diana, godin van de jacht, in een hert werd veranderd, nadat hij haar naakt had zien baden. Na deze bestraffing werd de jager verslonden door zijn honden die hun meester niet meer herkenden. De jager werd opgejaagde prooi. De Bruyckeres tafel waarop geweien als een takkenbos op een brandstapel liggen, lijkt weer te geven wat er van Acteons lichaam overbleef nadat het aan flarden werd verscheurd.




 De geweien zijn niet bot- maar vleeskleurig, net als de geweien die neerwaarts aan de wand hangen als van hun glorie ontnomen jachttrofeeën. Ze zien er niet hard
uit als een gewei, maar week en kwetsbaar als vlees. Ze omarmen elkaar zelfs. De kunstenaar hanteert het gewei als symbool voor de vernietigen- de keerzijde van passie. Enerzijds dient een gewei om te verleiden, aan de andere kant wordt het ingezet als wapen in een gevecht om liefde op leven en dood. Bij een lege sokkel liggen in stukken geslagen geweien. Het zijn de restanten van een intense performance waarin de Portugese danser Romeu Runa de metamorfose van Actaeon interpreteert. 



 



 De reeks ‘Wound’ (2010-‘12), close-up tekeningen en sculpturen van wonden en uiteengerukt vlees, doet tegelijk bijna te reëel en surreëel aan. Via de zintuiglijke wreedheid van een gapende, bloedende opening wordt geestelijke pijn uitgedrukt, wordt emotionele waarheid zichtbaar. 

De Bruyckere gaat de confrontatie met de kwetsbare kant van de mens openlijk aan, maar toont ook hoop. Doorheen elk van haar beelden zindert energie en levenskracht. Binnen het spectrum van schoonheid en afschuw, intimiteit en wreedheid, zachtheid en hardheid blijft in elk werk de hoopvolle en troostende mogelijkheid tot verandering, genezing of metamorfose naar een nieuwe, opnieuw levensvatbare vorm overeind. 





Gedeeld leed.
De Bruyckere thematiseert niet enkel persoonlijke pijn en tragiek,
maar verruimt dit naar collectieve herinneringen aan lijden: foltering of boetedoening in religieuze context of het diepmenselijke lijden in tijden van oorlog. Het lichaam hanteert ze daarbij als vergaarbekken van leed. Lijden en de weergave ervan zijn tijdloze fenomenen. De beeldtaal van De Bruyckere is geïnspireerd op de manier waarop oude meesters de dramatiek en extase van lijden uit religieuze verhalen in beeld brachten. 


De manier waarop de lichamen van ‘Schmerzensmann I en II’ (2006) zich rond een paal kronkelen en vastklampen terwijl het leven eruit wegvloeit, herinnert aan poses in oude meester- werken over de kruisiging. 




In De Bruyckeres oeuvre neemt het paard een prominente plaats in. De kunstenaar hanteert dit dier als metafoor voor dood en vergankelijkheid. 

‘Lost’ (2006), een aan één poot opgehangen paard, overstijgt met zijn donkere monumentaliteit het in vergelijking nietige mensenlichaam. 


De Bruyckere verbeeldt er immense, onuitspreekbare oorlogsgruwel mee.





De Bruyckeres ‘Doornenkroon’ (2008-’09) verwijst onmiskenbaar naar de lijdende Christus, de man van smarten. 










Het hart uitgerukt is de titel van een serie getekende portretten uit 1997-1998 waarin morbide koppen ons met holle ogen aankijken.
-------------------------

Schwind Foundation | Retrospectieve Jean Schwind

S.M.A.K. presenteert werken en documenten van deze kunstenaar, die vaak als de missing link wordt gezien van de Belgische kunst van de jaren zeventig.


Jean Schwind (1935-1985) is de meest beruchte en raadselachtige figuur in de Belgische kunst van de jaren 1970. Na studies Franse literatuur en een assistentschap aan de universiteit in Gent stapte hij einde jaren zestig op de kunstscène. In 1970 toonde hij in de Brusselse galerie Fitzroy erotische tekeningen op groot formaat en het jaar daarop exposeerde hij er de Collection Schwind, een verzameling remakes van de nouveaux réal istes. 
Dat bijna niemand wist wie er achter het pseudoniem schuilging, vergrootte alleen maar de verwarring. 
Schwind  verscheen nooit op zijn eigen vernissages en op de weinige foto's die van hem bestaan is hij enkel van de rug te zien.

Zijn tussenkomsten kregen snel een meer conceptueel karakter en in 1974 nam hij in Antwerpen en Brugge deel aan overzichtstentoonstellingen van actuele kunst. 






Hommage à Villeglé


In het kader van de Schwind Foundation maakte hij volgens hetzelfde procedé pseudo-tentoonstellingen van succesrijke kunst die hij ‘hommages of appropriations’ noemde, onder meer van arte povera, Christo, Fontana, Broodthaers. 




Hommage à Cristo










Hommage à Arman






















Homage to my father, 1976


Hij werkte ook aan een Belgische collectie, met als sluitstuk een grote rouwkrans en ‘A notre cher art belge/Schwind’ op het tricolore lint. 

Scie belge
Hommage à Jim Dine (1975)
Een fictief overlijdensbericht zette in 1976 een punt achter een korte maar hevige carrière die indruiste tegen de ongeschreven wetten van het kunstmilieu.


               -------------------------

Schenking Henri Chotteau: François Morellet


In 2012 ontving S.M.A.K. een genereuze schenking uit de collectie van de Brusselse verzamelaar Henri Chotteau (1947-2012). Het betreft bijna uitsluitend topwerken van de Franse kunstenaar François Morellet (°1926, Cholet). Chotteau was buitengewoon gepassioneerd door zijn oeuvre. In 2004 en naar aanleiding van de solotentoonstelling in 2007 schonk de verzamelaar al werken van de kunstenaar aan S.M.A.K. Intussen bezit het museum 24 werken van Morellet uit de collectie Chotteau en wereldwijd een van de belangrijkste ensembles.














Morellets oeuvre vertoont linken met de op art en de kinetische kunst van de jaren ’60. Zijn geometrische composities van lijnen, vierkanten en driehoeken ontstaan uit de systematische toepassing van vooraf vastgestelde regels. 



Binnen dit gecontroleerde creatieproces laat de kunstenaar bewust ook toeval een rol spelen. Dit resulteert in neutrale, universele beelden waaruit subjectieve keuzes zoveel mogelijk zijn geweerd. Toch is het te beperkt om Morellets oeuvre enkel op deze manier te benaderen. 




Zijn titels geven niet alleen flegmatiek ernstig inzicht in hoe de werken zijn ontstaan maar hebben vaak een humoristische dubbele bodem. Ironisch en doordacht relativeert Morellet op elegante wijze zijn zelfopgelegde artistieke spelregels, en breder: de mythe van creatie en het serieux van kunst, om daarna opnieuw ernstig te worden.








               -------------------------